Artikel
Een eeuw natuurkundevrouwen deel 3
Gepubliceerd: 1 June 2021 11:34
Ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van de NNV kijken we hoe het vrouwen verging in de Nederlandse natuurkunde in de afgelopen honderd jaar. Om de maand publiceren we een tweeluik met twee bijzondere vrouwelijke natuurkundigen, een uit het verleden en een die nu actief is. Deze maand deel drie met Carolina MacGillavry en Anna Watts.
Auteur: Margriet van der Heijden
Hoe verging het vrouwen in de Nederlandse natuurkunde in de afgelopen eeuw? Na een studie chemie in Amsterdam stortte Carolina MacGillavry zich op de kristallografie en werd als hoogleraar in Amsterdam toonaangevend in dat vak. Ongeveer 36 jaar nadat MacGillavry afscheid nam als hoogleraar, arriveerde Anna Watts aan de Universiteit van Amsterdam. Zij leidt er nu een succesvolle onderzoeksgroep die neutronensterren bestudeert.
“Kristallografen houden van ‘hun’ kristallen”, zei Caroline MacGillavry tijdens het driejaarlijkse congres van de International Union of Crystollagraphy eind 1976 in Amsterdam. Dat doen ze niet zozeer om wetenschappelijke, maar vooral om ‘gevoelsmatige’ redenen, lichtte zij toe. “Wat ons boeit is de schoonheid van kristallen” die “berust op orde, regelmaat, getemperd door onderbreking en afwijking”.
MacGillavry zag die af en toe getemperde regelmaat niet enkel in kristallen. Zij vond die ook terug in landschappen, zoals het Nederlandse polderlandschap, bezien vanuit de lucht, en in de kunst. Eerder, in 1960, had zij daarom Maurits Escher uitgenodigd om een voordracht te houden op het kristallografencongres in Cambridge in de Verenigde Staten. Met het Engelstalige boek, waarin zij in 1965 een breed publiek de verschillende symmetrieën in 41 platen van Escher liet ontdekken, maakte ze Escher nog populairder.
Voor MacGillavry waren kristallografie en schoonheid altijd al nauw met elkaar verbonden. Een kristallograaf was iemand met “een zekere artisticiteit, althans behoefte aan aesthetische bevrediging”, stelde zij al in 1950, toen zij aan de Universiteit van Amsterdam buitengewoon hoogleraar in de chemische kristallografie werd. Een kristallograaf moest volgens haar trouwens ook over “geduld en nauwkeurigheid” beschikken, en over “intuïtie, levendig ruimtelijk voorstellingsvermogen en lenigheid van geest”. En wie weet, speculeerde zij daarna, verklaart juist “deze karakteristiek van de kristallograaf” wel waarom “betrekkelijk veel vrouwen een vooraanstaande plaats innemen” in het vak.
Lees het volledige artikel in het juninummer of bekijk hieronder de pdf.