Nederlands Tijdschrift voor Natuurkunde

Plan S: Vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties

NTvN 90-04

Het aprilnummer is uit!

Zwaartekrachtgolfdetector LISA

De Europese Ruimtevaartorganisatie ESA heeft groen licht gegeven voor de lancering van de zwaartekrachtgolfdetector LISA. Lees meer over deze detector in het aprilnummer. Credits: ESA–C.Carreau.

Vorige Volgende

Artikel

Plan S: Vrije toegang tot wetenschappelijke publicaties

Gepubliceerd: 1 November 2019 15:06

Open access publiceren biedt een alternatief voor het klassieke op abonnementsgelden gebaseerde publicatiemodel van wetenschappelijke artikelen zodat nieuwe kennis en inzichten ongehinderd beschikbaar zijn. Niet alleen voor een kleine groep experts, maar ook voor andere wetenschapsgebieden, wetenschappelijke bureaus, professionals (zoals artsen en leraren), het bedrijfsleven en elke geïnteresseerde uit ‘het grote publiek’. Open access publiceren is gratis voor de lezer, het publicatieproces is dat niet.

Auteur: Jos Engelen

Wereldwijd leveren STM-tijdschriften (science, technology, medical) de uitgevers ervan jaarlijks tien miljard dollar aan inkomsten op [1]. Dit bedrag wordt voor het overgrote deel betaald uit publieke middelen, bijvoorbeeld via de abonnementen die universiteitsbibliotheken nemen ten behoeve van hun onderzoekers. In de praktijk betekent dit dat alleen een beperkte groep een vanzelfsprekende en laagdrempelige toegang heeft tot de recentste wetenschappelijke resultaten. Dat is niet goed voor de wetenschap zelf, voor de interdisciplinariteit en voor het draagvlak. Open access publiceren biedt een alternatief voor het klassieke model. Een alternatief dat gemakkelijk binnen handbereik is gekomen door technologische ontwikkelingen gedurende de afgelopen 25 jaar.

cOAliton S
Plan S is de wat mysterieuze naam van een initiatief om open access publiceren de enige standaard te maken voor wetenschappelijk werk dat (mede)gefinancierd is door de leden van cOAlition S [2]: belangrijke, gevestigde onderzoekfinanciers en onderzoeksorganisaties. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is een van de leden [3]. Science Europe [4] treedt op als coördinator. De Europese Commissie en de European Research Council steunen het initiatief en zullen de voorwaarden van Plan S ook gaan hanteren binnen het nieuwe kaderprogramma Horizon Europe dat ingaat in 2021. cOAlition S stelt dat: “research funders, institutions, researchers, learned societies, librarians, and publishers must work together towards a system of scholarly publishing that is more accessible, efficient, fair, and transparent.”
Er ontbreken, vooralsnog, ook enkele landen op de ledenlijst van cOAlition S. Het opvallendste is Duitsland, waar de gezaghebbende Max-Planck-Gesellschaft al jaren een leidende, soms zelfs activistische, voorvechter van open access is. cOAlition S heeft momenteel een sterk Europese signatuur, maar staat ook open voor leden uit niet-Europese landen.
Plan S werd gelanceerd in september 2018. Wat is er nieuw aan? Naar verluidt staat de S voor shock. Dat illustreert dan meteen het verschil met bestaande initiatieven: er wordt niet alleen uitgelegd wat de voordelen van open access zijn, in de verwachting dat de transitie vanzelf plaatsvindt, nee, open access wordt opgelegd door de financieringsautoriteit. En wel per 1 januari 2020 [5]. Voor wie de openaccessdiscussie in Nederland de afgelopen jaren gevolgd heeft, komt een dergelijke maatregel niet uit de lucht vallen. Zonder enige dwang gebeurt er niets of veel te weinig, zo lijkt de praktijk uit te wijzen. Heel begrijpelijk, want onderzoekers vinden het in de eerste plaats belangrijk dat hun werk gepubliceerd wordt in tijdschriften die een uitstekende naam hebben en pas op de tweede plaats dat deze tijdschriften een goed openaccessbeleid voeren.

De rationale van open access publiceren is, in een notendop:

  • moderne ICT-technieken maken ‘druk’, distributie en archivering van artikelen relatief gemakkelijk, hiervoor is de tussenkomst van een traditionele uitgever niet meer noodzakelijk;
  • goede toegankelijkheid van publicaties bevordert interdisciplinaire en maatschappelijke kruisbestuiving;
  • ook professionals buiten het academische circuit krijgen gemakkelijk toegang tot de laatste resultaten en inzichten;
  • wetenschappelijk werk aan de grote maatschappelijke uitdagingen – klimaat, energie, voedsel – mag niet achter betaalmuren opgesloten zitten;
  • de overgang naar open access kan gelegenheid bieden het publicatieproces meer in handen van de wetenschap zelf te leggen, om zo ook een tegenkracht te vormen tegen steeds maar stijgende en ondoorzichtige abonnementskosten. Veel bibliotheken hebben zich gedwongen gezien hun abonnementenportfolio de afgelopen tien tot twintig jaar aanzienlijk te reduceren.

Onder de professionals waar hierboven naar verwezen wordt, vallen ook onderzoekers van de R&D-afdelingen van het bedrijfsleven, in het bijzonder ook het midden- en kleinbedrijf. Een gesprek, een jaar of tien geleden, met de ceo van zo’n bedrijf is me altijd bijgebleven. Zij vertelde dat ze overwoog om een van haar werknemers te vragen zich in te schrijven bij een universiteit – als ‘spookstudent’ dus – om toegang te krijgen tot wetenschappelijke tijdschriften: dat was aanzienlijk goedkoper dan alle abonnementen te moeten nemen.

Kabinetsbeleid
Op 15 november 2013 schreef toenmalig staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Sander Dekker, in een brief aan de Tweede Kamer: “Mijn voorkeur gaat uit naar Open Access publiceren via tijdschriften die de wetenschappelijke publicaties online gratis beschikbaar maken, de Golden road. Mijn streven is erop gericht om binnen tien jaar, dus per 2024, de volledige omslag naar Open Access Golden road te realiseren. Om dit te kunnen bereiken zal over vijf jaar minimaal 60 procent van de wetenschappelijke publicaties via de tijdschriften Open Access beschikbaar moeten zijn.”
Later zijn de doelstellingen nog aangescherpt. In de conclusies van de Europese Raad die onder leiding van Sander Dekker in 2016 zijn geformuleerd [6], is vastgesteld dat open access in 2020 de standaard zou moeten zijn. Dat is ook de ambitie geworden van het Nationaal Plan Open Science in Nederland dat door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is geïnstigeerd en brede steun geniet (van KNAW, NWO, VSNU en veel andere organisaties [7]).
Het woord gratis in het citaat hierboven kan verwarring veroorzaken. Openaccesspublicaties moeten inderdaad gratis beschikbaar zijn, maar het publicatieproces zelf brengt kosten met zich mee: infrastructuur, redactiebureau et cetera moeten natuurlijk betaald worden, zelfs als de beoordelaars van de aangeboden manuscripten (de referees) hun diensten gratis leveren, zoals gebruikelijk is. Het verdienmodel – een beter woord is: het financieringsmodel – van open access publiceren is echter niet gebaseerd op inkomsten uit abonnementsgelden. Voor het dekken van de kosten zijn meerdere modellen mogelijk en in gebruik. De meeste modellen komen erop neer dat de publicatiekosten worden betaald uit het onderzoeksbudget, waaruit ook het onderzoek zelf betaald is. (Dat onderzoeksbudget zal daar dan uiteraard in moeten voorzien.) Deze methodiek staat bekend onder de naam author pays. Vaak hoeft de auteur niet zelf ‘af te rekenen’ maar valt deze onder akkoorden die gesloten zijn tussen onderzoeksorganisaties en de uitgever. De VSNU, NWO en talrijke andere organisaties werken hieraan actief mee. Een succesvol voorbeeld is SCOAP3 [8]: een wereldwijde overeenkomst tussen bibliotheken, financierings- en onderzoeksorganisaties en uitgevers om bestaande tijdschriften (met een uitstekende naam) op open access te laten overgaan.
Plan S riep veel, soms heftige afwijzende reacties op. In reactie op de hierboven geciteerde brief van Sander Dekker alsook op richtlijnen van NWO en op eerdere gedachtevorming binnen Science Europe (nu dus de aanjager van Plan S) waren vergelijkbare geluiden te horen. Dat commerciële uitgevers beren op de weg zien, is niet onverwacht. Dat not-for-profit geleerde genootschappen grote bezwaren hebben is al iets moeilijker te begrijpen. De Spinozaclub – waarvan alle Spinozapremiewinnaars lid zijn – heeft in een brief [9], gericht aan de Raad van Bestuur van NWO aangedrongen op grote voorzichtigheid, zelfs omzichtigheid bij het invoeren van open access om de eeuwenoude en waardevolle traditie van deze geleerde genootschappen [10] als uitgevers van kwalitatief hoogstaande en gezaghebbende tijdschriften niet te verstoren.
Om te voldoen aan Plan S zouden deze geleerde genootschappen, die in principe not-for-profit zijn (maar in veel gevallen wel winst maken) hun financieringsmodel moeten aanpassen aan deze tijd door abonnementsinkomsten te vervangen door het in rekening brengen van publicatietarieven. Er is in principe geen verschil met tijdschriften van commerciële uitgevers. De geleerde genootschappen zouden hun tarieven kunnen vaststellen op een niveau dat in een bescheiden winst voorziet en die winst, zoals nu, blijven gebruiken ten dienste van hun achterban. (De zorgvuldigheid gebiedt te zeggen dat Plan S niet naar deze mogelijkheid verwijst.)
De Spinozaclub merkt op dat de kosten van het publicatieproces hoger zijn naarmate de kwaliteitsborging (kwaliteitsgarantie en kwaliteitscontrole) grondiger is. De omvang en de kwaliteit van de benodigde redactiestaf is inderdaad in zekere mate evenredig met de grondigheid van het publicatie- en beoordelingsproces, maar er is geen principieel verschil tussen open access en traditioneel publiceren. Plan S adresseert de soms gehoorde suggestie dat open access publiceren (nog) niet dezelfde traditie heeft als traditioneel publiceren en dat daarom de kwaliteit niet met hetzelfde gezag gegarandeerd is. De peerreviewsystemen zijn in beiden modellen echter precies hetzelfde en ook in een author pays-model is het redactionele proces streng gescheiden van het economische reilen en zeilen van een tijdschrift. cOAlition S schrijft: “Further work on standards for Open Access will be in partnership with many others including the Directory of Open Access Journals (DOAJ)…”.
Na de lancering van Plan S heeft cOAlition S een uitgebreide consultatie georganiseerd, ook NWO heeft dat gedaan. Deze consultatie resulteerde in “more than 600 feedback statements from universities, learned societies, publishers, scholarly associations, and individual scholars from more than 40 countries.” Ook na deze consultatie blijft Plan S overeind, maar voor de invoering wordt een jaar langer uitgetrokken, per 1 januari 2021 zal Plan S ingaan. Toekenningen van NWO zullen vanaf die datum de voorwaarde bevatten dat met die toekenningen gefinancierd onderzoek open access gepubliceerd wordt. Andere aanpassingen voortkomend uit de consultatie zijn onder andere dat overgangsregelingen tot 2024 gedoogd worden en dat meer duidelijkheid wordt verschaft over mogelijkheden om aan Plan S te voldoen: “Plan S is NOT just about a publication fee model of Open Access publishing. cOAlition S supports a diversity of sustainability models for Open Access journals and platforms”. Een heel belangrijk punt, dat ook in Nederland veel aandacht heeft, is: “More emphasis is put on changing the research reward and incentive system: cOAlition S funders explicitly commit to adapt the criteria by which they value researchers and scholarly output”.
De zorg van de wetenschappelijke wereld is of er wel voldoende kwalitatief goede openaccessplatforms beschikbaar zijn. cOAlition S zegt: die zijn er en waar nodig zullen meer van zulke platforms ontstaan, voor een vliegende start zo nodig met tijdelijke steun van publieke financiering. Voor de natuurkunde, voor de natuurwetenschappen in het algemeen is de keuze ruim, maar ook voor vrijwel alle andere wetenschapsgebieden. Talrijke financieringsmodellen zijn in gebruik. Ook zijn er nieuwe openaccessinitiatieven, sommige met een vernieuwende aanpak van het peerreviewproces, zoals SciPost [11].

Olifant in de kamer
Bij discussies over open access is er altijd een olifant in de kamer. Die olifant zouden we Nature kunnen noemen. De olifant kan ook Science heten of Cell et cetera. Laten we eraan refereren als NSCetc. Artikelen gepubliceerd door NSCetc zijn excellent. Die excellentie wordt gegarandeerd door grondige kwaliteitscontrole door de redactie (geholpen door referees uiteraard). De artikelen zijn ook exclusief, in de betekenis van ‘bijzonder en duur’ en ook in de betekenis dat veel even uitstekende artikelen worden uitgesloten van publicatie. Exclusief moet per slot van rekening exclusief blijven. Het criterium bijzonderheid let overigens niet alleen op excellentie, maar ook op nieuwswaarde. NSCetc verzorgt de publiciteit rond nieuwswaardige artikelen, die vaak leidt tot aandacht in kranten en op televisie voor het bewuste artikel en voor NSCetc zelf. Dat draagt allemaal bij aan het in stand houden en verstevigen van de reputatie van NSCetc als gezaghebbend wetenschapsorgaan. Open access past niet goed in het verdienmodel van NSCetc, dat gaandeweg veel meer aspecten kent dan wetenschappelijk publiceren per se. Publiceren in NSCetc is daarom niet zonder meer compatibel met Plan S. Hier zijn veel wetenschappers niet gelukkig mee. Plan S biedt een uitweg. Er zijn betrouwbare en goed toegankelijke bewaarplaatsen, repositories, waar manuscripten van wetenschappelijke artikelen kunnen worden opgeslagen als ‘elektronische preprints’. Het bekendste voorbeeld is arXiv, een zeer succesvol en degelijk platform (https://arxiv.org). Binnen Plan S is het ook toegestaan preprints op deze manier beschikbaar te stellen en ze op het zelfde moment aan te bieden aan NSCetc voor peerreview, eventuele herziening en publicatie. De voorwaarde ‘op hetzelfde moment’ is echter in het algemeen niet acceptabel voor NSCetc. Er wordt een embargoperiode opgelegd van typisch zes maanden: gedurende deze periode claimt NSCetc het alleenrecht op het bewuste manuscript. Plan S accepteert echter geen embargoperiode en zo blijft er op dit punt spanning tussen Plan S en het wetenschappelijke veld.
Er zijn tijdschriften die, zonder ten principale voor open access te kiezen, de auteurs wel de mogelijkheid bieden de publicatiekosten over te maken om zo het bewuste artikel open access te maken. Deze ‘hybride tijdschriften’ worden door Plan S afgewezen. Ze staan de gewenste complete overgang naar open access in de weg, de tarieven zijn ondoorzichtig en het is een verdienmodel gebaseerd op double dipping, oftewel van twee walletjes eten.

Impactfactor
Wetenschappelijke uitgevers, zowel commerciële als ideële, zoals de geleerde genootschappen, hebben de wetenschap de afgelopen anderhalve eeuw grote diensten bewezen: door het verspreiden van nieuwe kennis en inzichten, door kwaliteitscontrole onlosmakelijk met het publicatieproces te verbinden. De afgelopen decennia is de impactfactor [12] van tijdschriften een steeds belangrijkere rol gaan spelen als maat voor het belang van een tijdschrift en dus als maat voor het gewicht dat toegekend wordt aan het publiceren in dat tijdschrift. En dat speelt dan weer een rol bij het beoordelen van de publicatielijsten van aanvragers van onderzoekssubsidies en bij sollicitaties of bevorderingen. De kritiek van veel onderzoekers is dat Plan S hen dwingt open access te publiceren en dat hen daarmee toegang tot bepaalde tijdschriften met een hoge impactfactor ontzegd wordt. De impactfactor heeft tot een monopoliepositie van NSCetc geleid. Plan S stelt deze monopoliepositie ter discussie.
Daar staat tegenover dat de leden van cOAlition S hebben toegezegd dat beoordelingen van onderzoekers minder eenzijdig gebaseerd zullen zijn op hun publicatielijst en de impactfactor van de tijdschriften. In Nederland heeft NWO, los hiervan, een proces van herijking van beoordelingscriteria in gang gezet en als start daarvan de San Francisco Declaration (DORA) ondertekend [13]. Plan S is een moedige stap op weg naar een vernieuwd model voor hoogwaardig wetenschappelijk publiceren, passend bij de 21e eeuw. Bij het doorzoeken van de literatuur zullen toegangsopties op webpagina’s zoals in de figuur hierboven dan tot het verleden behoren!

Dankwoord
Ik dank Hans de Jonge (NWO) voor zijn expert-commentaar en aanvullingen op de eerste versie van dit artikel. Ik heb er dankbaar gebruik van gemaakt. Ook ben ik dank verschuldigd aan Franciska de Jong (UU, CLARIN) voor een discussie over dit artikel en voor veel discussies over open access in het verleden.

Over de auteur: Jos Engelen is emeritus hoogleraar hoge-energiefysica van de Universiteit van Amsterdam/Nikhef. Hij was betrokken bij het wetenschappelijke programma van CERN en DESY en bij de beginfase van Antares (astrodeeltjesfysica). Hij bekleedde onder andere het directoraat van Nikhef, het wetenschappelijke directoraat van CERN en het voorzitterschap van NWO.

Referenties en noten
1 The STM Report - An overview of scientific and scholarly publishing, (2018); www.stm-assoc.org/2018_10_04_STM_Report_2018.pdf.
2 www.coalition-s.org.
3 Naast vergelijkbare organisaties uit onder andere het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Oostenrijk, Noorwegen, Zweden, Finland, Luxemburg, Slovenië, Polen en Ierland.
4 www.scienceeurope.org.
5 Let op: inmiddels een jaar uitgesteld.
6 http://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9526-2016-INIT/en/pdf.
www.openscience.nl/files/openscience/2019-02/nationalplanopenscience_en.pdf.
8 Scientific Consortium for Open Access Publishing in Particle Physics.
9 www.theochem.ru.nl/doc/pdf/NWO_Spinozaclub.pdf.
10 Royal Society, the American Association for the Advancement of Science, the American Physical Society, the Institute of Physics, the American Anthropological Association en the Society for Neuroscience worden genoemd in de brief.
11 https://scipost.org en Marieke de Boer, Publiceren zonder zorgen, NTvN 83-01, 26 - 27 (2017).
12 Het jaarlijkse gemiddelde aantal citaties van artikelen die de (twee) voorafgaande jaren gepubliceerd zijn in dat tijdschrift.
13 www.nwo.nl/actueel/nieuws/2019/04/knaw-nwo-en-zonmw-ondertekenen-dora-verklaring.html.